1. |
Er zijn vier
bloedgroepen, namelijk, O, A, B en AB. In de tabel
hieronder zie je hoe deze bloedgroepen over de Nederlandse
bevolking zijn verdeeld. |
|
|
|
|
|
Bereken de kans dat
van een echtpaar de man en de vrouw: |
a. |
Beiden bloedgroep A hebben. |
|
b. |
Geen van beiden bloedgroep A
heeft. |
|
c. |
Verschillende bloedgroepen
hebben. |
|
|
|
|
|
|
2. |
Hielke en
Sietse spelen een tenniswedstrijd over maximaal drie sets.
Degene die als eerste twee sets wint heeft de wedstrijd
gewonnen. De kans dat Hielke een set wint is 0,3 dus de kans dat
Sietse een set wint is 0,7.
Hoe groot is de kans dat Hielke de wedstrijd wint? |
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Iemand wil
met je wedden dat je uit een 52-kaarten deck niet 3 kaarten
willekeurig kunt trekken zonder één van de 12 plaatjes te
krijgen. Neem je die weddenschap aan? |
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Kandidaat
Wiskunde-B leerlingen worden aan een strenge lichamelijke en
psychische test onderworpen alvorens ze tot het vak worden
toegelaten. De kans dat een kandidaat slaagt voor de test is
10%. Voor kandidaten die de eerste test niet halen zijn er nog
maximaal twee herkansingen, iedere keer met dezelfde slaagkans.
Iemand die de derde keer wéér niet slaagt, is definitief
afgewezen. |
|
|
|
|
a. |
Hoe groot is
de kans dat een kandidaat wordt afgewezen? |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel procent van de
kandidaten zal uiteindelijk twee tests hebben gedaan? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Een vrouw
loopt op je af met in haar handen drie kaarten. Deze kaarten
zijn aan één kant zwart en aan de andere kant rood. Zij legt
de drie kaarten willekeurig naast elkaar neer op tafel.
Hoe groot is de kans dat er NIET twee rode kaarten naast
elkaar liggen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Twee meisjes,
Annet en Bernice, hebben een vaas met daarin 7 knikkers, 2
roden, 2 groenen en 3 witten.
Ze gaan er, met een blinddoek voor, beiden een knikker
uithalen. Annet gaat beginnen.
Na afloop hebben ze beiden één knikker, en wie een rode heeft
is de winnaar. Bij allebei een rode of geen van beiden een rode
is het gelijkspel.
Bernice is echter een valsspeelster die stiekem kijkt als ze aan
de beurt is.
Gelukkig voor Annet is Bernice wel kleurenblind en ziet zij geen
verschil tussen rood en groen.
Bernice denkt dat haar winstkans veel groter wordt als zij
mag beginnen in plaats van Annet.
Zij heeft gelijk.
Hoeveel wordt haar winstkans groter als zij mag beginnen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Na het goed gemaakte proefwerk kansrekening ga
je met vier medeleerlingen de kroeg in.
Je besluit bij het eerste rondje te "knobbelen"
om wie er gaat betalen.
Dat gaat als volgt: één van jullie neemt vijf lucifers, en
breekt van vier een stukje af. Hij houdt ze vervolgens zó
tussen zijn vingers dat niet te zien is welke de langere lucifer
is. Ieder trekt een lucifer, en wie de langste trekt betaalt het
rondje.
Joke zegt: "Ik wil graag eerst
trekken want de kans dat de eerste de lange lucifer pakt is
slechts 1/5, maar bij de tweede al
1/4"
Laat met een berekening zien dat Joke niet gelijk heeft. |
|
|
|
|
|
|
|
|
8. |
Drie wiskundigen staan voor een vaas met
een onbekend aantal rode en witte knikkers erin.
Ze mogen om de beurt het volgende doen:
Trek willekeurig een knikker uit de vaas en leg die weer
terug.
Doe daarna een knikker extra in de vaas (ook rood of
wit).
De taak is om ervoor te zorgen dat er na
afloop evenveel rode als witte knikkers in de vaas
zitten.
De wiskundigen besluiten de volgende, simpele tactiek te
volgen:
Als een wiskundige een witte knikker uit de vaas trekt
zitten er waarschijnlijk meer witte dan rode knikkers in
de vaas, dus dan doet hij een rode erbij. En als een
wiskundige een rode knikker trekt doet hij een witte
erbij.
Hoe groot is de kans dat deze
wiskundigen in hun opdracht slagen als er in het begin
twee witte en één rode knikker in de vaas zitten?
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9. |
Je hebt niet
zoveel zin om voor het volgende proefwerk wiskunde te gaan
leren, maar gelukkig doet jouw leraar je een aanbod. Hij heeft
een vaas met zes genummerde ballen erin. Zie de figuur
hiernaast. Om de beurt gaan jullie geblinddoekt een bal uit de
vaas trekken. Hij begint. De ballen leggen jullie niet terug,
maar houden jullie bij je. Na afloop is het wiskundecijfer dat
je krijgt gelijk aan de som van de drie getallen op de ballen
die jij hebt getrokken..
Je neemt het aanbod aan, maar besluit natuurlijk om stiekem
steeds te kijken! Je pakt gewoon steeds de hoogste bal die er
nog in de vaas zit.
Hoe groot is de kans dat jij op deze gemene manier een 5 krijgt? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10 |
Je hebt twee
batterijen nodig voor je fototoestel.
In een oude doos zitten 6 batterijen, maar 2 daarvan zijn leeg.
Dat kun je aan de buitenkant niet zien, dus je gaat de
batterijen één voor één testen tot je twee volle batterijen
hebt.
Hoe groot is de kans dat je precies 3 batterijen moet
testen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
11. |
Je hebt een
vaas met zes knikkers, drie rood en drie geel.
Je trekt er twee uit en verft de eerste in dezelfde kleur als de
tweede (indien nodig).
Dat doe je twee keer (zonder ze terug te leggen).
Hoe groot is de kans dat je één keer moet verven? |
|
|
|
|
|
|
|
|
12. |
Kleine Karel
wil voor zijn verjaardag graag een nieuwe fiets. Dat vinden zijn
ouders goed, maar hij moet er wel iets voor doen. Hij moet drie
schaakwedstrijden spelen om en om tegen vader en moeder. Hij mag
zelf weten tegen wie hij begint. Hij krijgt zijn nieuwe fiets
als hij twee opeenvolgende wedstrijden wint.
Nou weet Kleine Karel dat hij tegen zijn vader 55% kans heeft om
te winnen en tegen zijn moeder 45%.
Tegen wie kan hij het beste beginnen om de kans op een nieuwe
fiets zo groot mogelijk te maken en hoe groot is die kans? |
|
|
|
|
|
|
|
|
13. |
Een onderzoeksbureau ontdekte
dat de verhouding mannen/vrouwen in het verkeer gelijk
was aan 2 : 1. (Dus 2/3 is
man en 1/3 is vrouw). Toen men
ging kijken bij hoeveel ongelukken tussen twee
chauffeurs vrouwen betrokken waren was dat bij maar
liefst 54% van de ongelukken! En jawel, daar waren de
krantenkoppen alweer:
"Vrouwen slechte
rijders: 33% van de chauffeurs, betrokken bij 54% van de
ongelukken!!"
Bereken de kans dat bij een willekeurig ongeluk
tussen twee personen een vrouw is betrokken, als mannen
en vrouwen een even grote kans hebben op een ongeluk.
Geef commentaar op de krantenkoppen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
14. |
Kleine Karel
krijgt voor zijn verjaardag een cadeautje van zijn opa en oma.
Op tafel liggen twee portemonnees, één van opa en één van
oma. Ze zijn identiek van buiten, maar de inhoud is
verschillend!
In de portemonnee van opa zitten 4 briefjes van
€10,- en 3 briefjes van €20,- maar
in de portemonnee van oma zitten 3 briefjes van
€10,- en 6 briefjes van €20,-.
Kleine Karel kiest eerst willekeurig een portemonnee en mag
daarna twee briefjes (ook willekeurig; zonder te kijken) uit die
portemonnee halen. |
|
|
|
|
a. |
Hoe groot is
de kans dat hij in totaal €30,- krijgt? |
|
|
|
|
b. |
Als kleine
Karel zelf eerst alle briefjes (dus 7 van €10,- en 9 van
€20,-) over de beide portemonnees mag verdelen, hoe kan
hij dat dan het best doen om de kans op in totaal €40,- zo
groot mogelijk te maken? Hoe groot is die kans dan? |
|
|
|
|
|
|
|
|
15. |
Twee spelers doen mee aan een knock-out
tennis toernooi.
Er zijn 32 deelnemers, en elke ronde wordt geloot wie tegen wie moet.
Zodra een speler verliest is hij uitgeschakeld en doet niet meer mee. De
winnaars gaan door naar een volgende ronde waarin opnieuw wordt
geloot wie tegen wie speelt.
Neem aan dat alle spelers even sterk zijn (dus kans 1/2 hebben om van
elke andere te winnen of verliezen)
Hoe groot is de kans dat de twee spelers elkaar tegenkomen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
16. |
Een weerstation voorspelt dat, als het op een
bepaalde dag regent, het dan in 50% van de gevallen ook op de volgende
dag regent. Als het op een dag niet regent is de kans op regen de
volgende dag slechts 30%. Neem aan dat deze getallen kloppen. |
|
|
|
|
|
a. |
Het
weerstation voorspelt regen voor Maandag.
Hoe groot is dan de kans dat het Woensdag ook zal regenen? |
|
|
|
|
|
b. |
Stel
dat we 10000 willekeurige dagen bekijken en dat het gemiddeld op X dagen daarvan
regent.
In hoeveel gevallen zal het dan de volgende dag regenen?
Wat zegt dat over de kans op regen op een willekeurige dag? |
|
|
|
|
|
|
|
|
17. |
Als je een
officieel feestje geeft (zoals een bruiloft bijvoorbeeld), dan
wil je graag van tevoren weten hoeveel mensen er zullen komen.
In verband met hoeveel gebakjes je nodig zult hebben en hoeveel
drank en zo.
Daarom wordt op uitnodigingen vaak verzocht om even door te
geven of men komt of niet.
Het blijkt in praktijk dat van de mensen die komen 80% dat
doorgeeft. Van de mensen die niet komen geeft slechts 30% dat
door.
Iemand verstuurt 500 uitnodigingen voor een feestje en krijgt
325 reacties terug. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel van die reacties zullen zeggen
dat men komt? |
|
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel mensen zullen er werkelijk
komen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
18. |
examenvraagstuk HAVO
wiskunde A, 1992. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Een schip, geladen met vloeibaar petroleumgas (LPG) ligt
een tijdje
in de haven aan de steiger. Men vraagt zich af hoe groot de
kans is dat er in die periode een ongeluk gebeurt waarbij gas vrijkomt
uit deze gastanker.
Met behulp van de vraag 'Wat moet er allemaal misgaan opdat de gastanker
aan de steiger gas verliest?' probeert men een model op te stellen. In
dat model gaat het uitsluitend om ongelukken als gevolg van een
aanvaring door een ander schip.
In de volgende figuur zie je hoe zo'n model er uit zou kunnen zien. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De kansen die bij de
verschillende stappen staan, gelden per periode dat een tanker
aan de steiger ligt. |
|
|
|
|
|
a. |
Laat zien dat de kans op het vrijkomen van
gas uit de gastanker die aan de steiger ligt bijna 2% is. |
|
|
|
|
|
Per jaar verwerkt de haven 20 gastankers. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de kans op minstens 1 ongeluk per
jaar in de haven door het vrijkomen van gas uit een gastanker. |
|
|
|
|
|
Een ander schip raakt de geladen gastanker
aan de steiger. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken de kans dat er geen gas vrijkomt. |
|
|
|
|
19. |
examenvraagstuk HAVO
Wiskunde A, 1996. |
|
|
|
|
|
Bij de lotto worden iedere
week willekeurig zes balletjes getrokken uit een glazen bol
waarin 41 balletjes zitten. Deze balletjes zijn genummerd van 1
tot en met 41. De getallen op de zes balletjes worden daarna op
volgorde (van klein naar groot) gezet en vormen de winnende zes
getallen van de betreffende week.
Iedere deelnemer probeert deze zes getallen te voorspellen door het
aankruisen van zes getallen in een kolom (met daarin de getallen 1 tot
en met 41) op het lottoformulier. Als de winnende zes getallen door één
of meer deelnemers worden voorspeld, wordt de hoofdprijs uitgekeerd. We
zeggen dan dat de jackpot valt.
Enige tijd geleden verscheen er een artikel in de krant over de jackpot.
Hieronder volgt een citaat uit dat artikel. |
|
|
|
|
|
"Acht weken lang is de combinatie van zes
getallen, goed voor de jackpot van de lotto niet voorspeld.
.... Als 500000 mensen meedoen en er gemiddeld 4,5 kolom per
deelnemer ingevuld wordt, dan is er 40% kans dat de jackpot
in de eerstkomende week valt. De kans dat de jackpot in de
eerste en/of tweede week valt is 64%. In de daaropvolgende
weken stijgt de kans op het vallen van de jackpot tot
respectievelijk 78%, 87%, 92% en 96%. De kans dat de jackpot
gedurende deze zes weken niet valt is 4%..." |
|
|
|
|
|
|
In deze opgave controleren
we een aantal zaken uit dit krantenartikel.
Neem aan dat de kans dat de jackpot in een bepaalde week valt inderdaad
40% is.We kijken twee weken vooruit. In de figuur hieronder zijn de
verschillende mogelijkheden weergegeven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Laat zien, uitgaande van bovengenoemde 40%,
dat de kans dat de jackpot in de eerste twee weken 1 of twee keer valt
gelijk is aan 64% |
|
|
|
|
|
Vervolgens kijken we zes weken vooruit. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken, weer
uitgaande van bovengenoemde 40%, de kans dat de jackpot in de
komende weken één of meer keer valt. |
|
|
|
|
|
Als de jackpot op een gegeven moment acht
weken achter elkaar niet is gevallen, denken sommige mensen dat de kans
dat de jackpot valt groter wordt. Volgens het krantenartikel is hun
redenering: |
|
|
|
|
|
"De kans dat de jackpot 10 weken achter elkaar niet valt is praktisch nul. Er zijn nu al acht
weken voorbij waarin de jackpot niet is gevallen, dus zal de
jackpot bijna zeker in één van de
twee komende weken vallen" |
|
|
|
|
|
|
c. |
Ben je het eens met deze redenering in het
artikel? Licht je antwoord toe. |
|
|
|
|
|
|