|
|||||||||||||||||||
Het leven is niet eerlijk!
Je hebt net allemaal regels om de afgeleide te maken geleerd en
geoefend. Dus er staat bijvoorbeeld niet √x
maar bijvoorbeeld √(2x +
4) of √(x2 - 8x)
of √(x3 + 2x
+ 1) of ....... |
|||||||||||||||||||
Het komt er
eigenlijk op neer dat een andere functie je vóór is geweest! Zit je net klaar om lekker op je gemak de afgeleide van √x te gaan maken, maakt een andere functie eerst gauw van die x een [2x + 4] of [x2 - 8x] of [ ] noem maar op. Eigenlijk is de functie die je wilt differentiëren nu ineens het resultaat van twee functies na elkaar geworden. Dat zie je hiernaast. De functie y = √(2x - 4) bestaat eigenlijk uit eerst y = 2x - 4 en daarna y = √x aan elkaar geschakeld. Zo'n geschakelde functie heet daarom een KETTINGFUNCTIE. Die laatste functie is eigenlijk degene die je wilde differentiëren (√x), maar die eerste heeft eerst x veranderd. Die is dat vervelende blokje [ ], die ervoor zorgt dat je niet f(x) moet differentiëren maar f([ ]) |
|||||||||||||||||||
EN
NU?? Volgende som dan maar??? Hoe het moet valt misschien met een voorbeeld te beredeneren. Stel dat het aantal konijnen (A) in een bos in de loop van de tijd groeit volgens de formule A(t) = 100 + 0,2t2 + 2t (t in maanden). Als dat bos in totaal 200 km2 groot is, dan is de leefruimte L van een konijn (dat is hoeveel een konijn gemiddeld aan ruimte heeft) afhankelijk van het aantal konijnen volgens L(A) = 200/A . Deze leefruimte kun je dan natuurlijk ook als functie van de tijd opschrijven: |
|||||||||||||||||||
Neem t = 10. Dan is
A(10) = 140 en L(10) ≈ 1,43. De ketting werkt als in de figuur hiernaast en je moet L(t) eigenlijk lezen als L([ ]). Als we willen bekijken hoe snel de leefruimte afneemt als functie van de tijd, dan moeten we de afgeleide L'(t) berekenen. Laten we de afgeleide gaan uitrekenen. De formule is voorlopig te moeilijk om te differentiëren, dus we vallen terug op onze grote vriend de TI-83. Voer de formule voor L(t) in bij Y1 in je grafische rekenmachine en gebruik calc - dy/dx en dan x = 10 om de helling te berekenen. Daar komt uit L'(10) = -0,0612, en dat betekent dus dat de leefruimte per konijn na 10 maanden aan het afnemen is met 0,0612 km2 per maand. Wat heeft dat met A(t) te maken? En met L(A)? |
|||||||||||||||||||
Laten we ook de hellingen van L(A)
en A(t) berekenen bij t = 10. Misschien schiet ons iets te
binnen. Je weet maar nooit. Die hellingen kunnen we wel algebraïsch: L(A) = 200/A = 200 • A-1 dus L'(A) = -200 • A-2 dus L'(140) = -0,0102. A'(t) = 2 • 0,2t + 2 = 0,4t + 2 dus A'(10) = 6. Prijsvraag: wat hebben L'(t) = -0,0612 en L'(A) = -0,0102 en A'(t) = 6 met elkaar te maken? Je hoeft geen Einstein te zijn om dat te zien, denk ik. Het lijkt erop dat geldt:
Is dat logisch?
Dat leidt dan eindelijk tot de kettingregel:
|
|||||||||||||||||||
Voorbeelden van de regel in werking: Voorbeeld 1. f(x) = √(4x - 5) Het blokje is hier (4x - 5) dus de afgeleide van het blokje is 4. De afgeleide van √x is 1/2√x dus √[ ] geeft 1/2√[ ] Dat geeft dus samen f '(x) = 1/2√(4x - 5) • 4 en dat is het zelfde als 2/√(4x - 5) Voorbeeld 2. f(x) = (6 - 3x)5 Het blokje is hier (6 - 3x) dus de afgeleide van het blokje is -3. De afgeleide van x5 is 5x4 dus [ ]5 geeft 5 • [ ]4 Dat geeft dus samen f '(x) = 5(6 - 3x)4 • -3 en dat is het zelfde als -15 • (6 - 3x)4 Voorbeeld 3. f(x) =
2/(x² + x) |
|||||||||||||||||||
OPGAVEN | |||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||
Erg veel vraagstukken waar je de kettingregel bij nodig hebt (en dus kunt oefenen!) kun je nog vinden in deze opgavenles over het optimaliseren van wortelfuncties. | |||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||||||||||||||||||