|
|
Marginale
zaken... |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
Een bedrijf verkoopt en maakt per
maand 500 producten tegen een prijs van 350 per stuk. De totale
opbrengst is in dit geval 500 350 = 175000.
Men merkt dat mιιr producten niet verkocht worden tegen deze prijs.
Maar als men de prijs zou verlagen, dan worden er wιl meer producten
verkocht en kan men dus ook meer gaan produceren.
Marktonderzoek levert op dat voor elke euro prijsverlaging men ongeveer
2 producten extra verkoopt. Meer dan 1200 producten zal nooit voorkomen.
Bedrijfseconomen (of leerlingen met wiskunde in hun pakket) stellen
daarom het volgende model op: q = 1200 - 2p.
Als men de prijs bijvoorbeeld verlaagt tot 320, dan kan men
560 producten gaan produceren. Dat zou een totale opbrengst van
179000,- zijn. |
|
|
Als men besluit q
producten te gaan maken die men allemaal wil verkopen, dan geldt:
q = 1200 - 2p ⇒ 2p
= 1200 - q ⇒ p =
600 - 0,5q
De opbrengst O is dan gelijk aan
O(q) = p q = (600 - 0,5q) q =
600q - 0,5q2
Hiernaast staat de grafiek van O als functie van q.
Het lijkt erop dat de opbrengst maximaal is bij q = 600, en dat
is inderdaad zo (bewijs het zelf maar; het is vrij eenvoudig)
Eigenlijk klopt die grafiek hiernaast natuurlijk niet! |
|
Kijk, die q stelt het
aantal geproduceerde artikelen voor, dus dat moet een geheel getal zijn.
De grafiek is daarom geen doorgetrokken lijn, maar bestaat eigenlijk uit
allemaal losse stippen. Die staan hιιl dicht op elkaar
natuurlijk, dus we doen alsof de grafiek een doorgetrokken lijn
is, maar eigenlijk als je er erg op zou inzoomen, dan zie je losse
stippen.
Marginale opbrengst (MO)
De marginale opbrengst
is het volgende:
Stel dat je een productie van q = 120 hebt, en besluit
nummer 121 te gaan maken (de stip ernaast in de grafiek).
Dan neemt de opbrengst ietsje toe.
Die toename van de opbrengst heet de marginale opbrengst (MO) |
|
|
|
marginale
opbrengst = extra opbrengst bij productieverhoging van
1. |
|
|
|
In het voorbeeld was q =
120, dus O(120) = 600 120 - 0,5 1202 = 64800
Bij eentje extra is O(121) = 600 121 - 0,5 1212 =
65279,50
De marginale opbrengst is dan 65279,50 - 64800 = 479,50
Let op: Dit bedrag is de marginale opbrengst bij
een productie van 120 maar ook de marginale
opbrengst van het 121ste product. |
|
|
Wat
stelt dat in de grafiek van O voor? |
|
|
|
We zagen al dat de grafiek van O
eigenlijk bestaat uit losse stippen.
Die marginale opbrengst (MO) is de toename van de grafiek, dus dat is de
Δy bij
Δx
= 1. |
|
|
|
|
|
Dis MO is dus ook gelijk aan
Δy/Δx
en dat is een oude bekende: het is de helling van het blauwe
verbindingslijnstukje, en dat is weer ongeveer gelijk aan de helling van
de grafiek van O(q). |
|
|
Marginale opbrengst ≈
Helling van Opbrengst
MO(q) ≈
O'(q) |
|
|
|
Als q maar groot genoeg is,
dan zal deze benadering ook goed genoeg zijn. In het vervolg zullen we
overal aannemen dat de benadering goed genoeg is.
In het voorbeeld vonden we een marginale opbrengst van MO =
479,50
Met de afgeleide zou dat geven O'(q) = 600 - q = 600 - 120
= 480.
Je ziet dat dat inderdaad behoorlijk nauwkeurig is (afwijking is slechts
1%). |
|
|
Het hele verhaal hierboven over de
marginale opbrengst geldt natuurlijk precies zo voor de marginale
kosten (MK) en voor de marginale winst (MW): |
|
|
MK(q) ≈
K'(q)
MW(q) ≈
W'(q) |
|
|
|
Voorbeeld 1 . |
|
Voor de totale opbrengst bij een
productie van q artikelen geldt O(q) = 40q -
0,02q2
Bereken de marginale opbrengst bij een productie van 32 artikelen.
MO = O'(q) = 40 - 0,04q dus MO(320) = 40 - 0,4
32 = 27,20. |
|
|
Voorbeeld 2. |
|
Hiernaast staat de
grafiek van O(q).
|
|
a. |
Bepaal uit deze grafiek de
marginale opbrengst bij een productie van 600 artikelen.
oplossing:
Teken de raaklijn aan de grafiek van O en bepaal via
Δy/Δx
hoe groot de helling daarvan is. In de figuur linksonder ze je dat
die ongeveer gelijk is aan 2400/500 = 4,8,
dus MO ≈ 4,80 |
b. |
Bepaal bij welke productie de marginale kosten
gelijk zijn aan 10.
oplossing:
Teken een willekeurige lijn met helling 10 en verschuif die evenwijdig
aan zichzelf totdat hij de grafiek van O raakt. In de figuur rechtsonder
is dat gebeurd, en kun je aflezen dat de bijbehorende productiegrootte
ongeveer gelijk is aan q = 200. |
|
|
|
|
|
|
|
|
1. |
Hiernaast staat een
grafiek van de totale kosten K(q) getekend. Hij hoort bij
de formule: K = 0,001q3 + 0,15q2 +
5q + 120.
Beantwoord de volgende vragen a) tm d) op twee manieren:
I: met behulp van de formule van K(q)
II: met behulp van de grafiek hiernaast. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Hoe groot zijn de marginale kosten bij
een productie van 20? |
|
|
|
|
b. |
Bij welke productie zijn de marginale
kosten 15,- per stuk? |
|
|
|
|
c. |
Hoe groot zijn de gemiddelde kosten bij
een productie van 50? |
|
|
|
|
d. |
Bij welke productie zijn de gemiddelde
kosten 25 per stuk? |
|
|
|
|
|
|
|
Alle geproduceerde producten worden
verkocht voor 24 per stuk. |
|
|
|
|
|
|
|
e. |
Leg uit waarom de marginale opbrengst
in dit geval niet afhangt van de productiegrootte. |
|
|
|
|
f. |
Geef een formule voor de winst en
bereken de maximale winst. |
|
|
|
|
g. |
Hoe groot is de marginale winst bij
een productie van q = 60? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Hieronder staan een aantal grafieken
van TK (totale kosten), GK(gemiddelde totale kosten) en MK
(marginale kosten). Die horen in drietallen bij elkaar.
Welke drietallen zijn dat? Licht je antwoord toe. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Een fabrikant van springstokken heeft
een marktonderzoek laten doen en men heeft ontdekt dat voor de
prijs p en het aantal verkochte springstokken q, als
men alle geproduceerde springstokken inderdaad wil verkopen, een
lineair verband bestaat: p = 12 - 0,0012q.
Deze formule blijkt geldig voor 0 < q < 5000.
Op de productieafdeling weet men dat de productiekosten K van q
afhangen volgens de formule:
K = 0,001q2 + 2q + 4500 |
|
De grafieken van de
opbrengst (O) en de kosten (K) staan in de figuur hiernaast. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Geef de formule voor O(q) |
|
|
|
|
b. |
Bereken de gemiddelde
kosten bij een productie van 2500. |
|
|
|
|
c. |
Bereken bij welke
productie de marginale opbrengst ongeveer gelijk is aan 2,50 |
|
|
|
|
d. |
Bepaal met de grafiek bij
welke productie de marginale kosten gelijk zijn aan de gemiddeld
kosten. |
|
|
|
|
e. |
Controleer je antwoord op
vraag d) met de formules. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor de winst blijkt te
gelden: W(q) = 10q - 0,0022q2
- 4500 |
|
|
|
|
|
|
|
f. |
Toon aan dat deze formule
juist is. |
|
|
|
|
g. |
Welke prijs moet men
vragen om een maximale winst te behalen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Een markthandelaar
verkoopt appels. Op de fruitveiling betaalt hij een inkoopsprijs
van 1,20 per kg.
Hij merkt (uiteraard) dat het aantal kg appels dat hij op een
dag verkoopt (q) afhangt van de prijs die hij ervoor
vraagt. Er blijkt te gelden q = 800 - 120p.
De appels die hij nog niet heeft verkocht kan hij nog
kwijtraken als afval voor 0,40 per kg.
Stel dat hij op een dag een voorraad van 500 kg appels heeft
gekocht, en een prijs van 4,50 per kg vraagt. |
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken in dat geval zijn
winst op die dag. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Toon aan dat geldt
W(p) = 848p - 120p2 - 720 en
bereken daarmee bij welke prijs de winst maximaal is, en hoe
groot die winst is. |
|
|
|
|
|
|
c. |
Bereken de marginale
winst bij q = 300. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De man kan natuurlijk ook
een ander aantal kilogram bij de fruitveiling kopen. Stel dat
hij A kilogram inkoopt. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
d. |
Toon aan dat de prijs die
hij moet vragen om maximale winst te halen niet afhangt van het
aantal kg dat hij inkoopt. |
|
|
|
|
|
e. |
Hoeveel kg moet de man
inkopen, en wat wordt dan zijn maximale winst? |
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Ik
kocht op 1 januari 1960 een pakket aandelen. In de jaren die volgden
hield ik goed de waarde van mijn pakket in de gaten. Er bleek tussen
1960 en 1987 te gelden: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Daarbij
is t de tijd in jaren met t = 0 op 1 januari 1960, en W de waarde van
mijn aandelenpakket in euro.
De grafiek van deze functie staat hiernaast gegeven.
Beantwoord
de volgende vragen steeds op twee manieren:
aflezen uit de grafiek en berekenen met de formule. |
|
|
|
|
|
a. |
Wanneer was de
gemiddelde toename van W vanaf het begin gerekend gelijk geweest aan
80,- per jaar? |
|
|
|
|
b. |
Tussen welke
tijdstippen nam de waarde van mijn pakket af? |
|
|
|
|
c. |
Op welk tijdstip nam de waarde van mijn pakket toe
met 100,- per jaar? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
De gemiddelde kosten G(q)
waren gelijk aan de totale kosten TK(q) gedeeld
door het aantal producten.
Toon aan dat bij de minimale gemiddelde kosten geldt dat
GK = MK |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Maximale
Winst. |
|
|
|
Mensen die in geld zijn
geοnteresseerd zijn ook meestal geοnteresseerd in winst, en dan het
liefst is maximale winst. Eerder al vonden we voor de
winst de volgende formule: W = O - K.
Met formules is nu eenvoudig de maximale winst te bepalen: plot gewoon
de grafiek van W en gebruik calc - maximum van je rekenmachine om het
maximum te bepalen. Maar het kan ook met de grafieken..... |
Hiernaast staan in
ιιn figuur de grafieken van O en K getekend.
De winst is gelijk aan W = O - K en dat is dus de verticale afstand
tussen de grafieken van O en K (positief als O boven K zit).
In de figuur hiernaast is voor een aantal productiegroottes de winst
weergegeven. Het is steeds de lengte van het groene lijnstukje.
Kortom:
langste groene lijnstukje = grootste afstand tussen O en K = maximale
winst. Zo te zien ongeveer bij q = 3500 een winst van 16000
Zoals je ziet is deze manier veel onnauwkeuriger dan het berekenen met
formules. |
|
|
|
Speeltje
van economen. |
|
|
|
|
|
Er is nog een andere
manier om die maximale winst te vinden. Dat zit hem in het
volgende: Bij het langste groene lijnstukje hierboven zijn de
hellingen van de raaklijnen aan de grafieken van O en K gelijk!
De twee zwarte raaklijnen hiernaast hebben dezelfde helling!
Waarom is dat zo?
Stel dat de helling van de bovenste lijn groter is dan die van de
onderste raaklijn (zoals in de figuur hier linksonder): |
|
|
|
|
|
|
|
|
Dan zou het groene lijntje iets
langer worden als je het iets naar rechts zou verplaatsen, en dat zou
bij een grotere winst horen. Maar dat kan niet, want het groene lijntje
hoorde immers bij maximale winst!
Andersom kan de helling van O ook niet kleiner zijn dan die van K
(rechterfiguur), want dan zou de winst groter worden naar links toe. De
enige conclusie is: de hellingen van O en K moeten gelijk zijn,
ofwel: MO = MK |
|
|
|
|
|
|
|
|
Wij wiskundigen zien dat
natuurlijk veel eenvoudiger: de winst is maximaal als de helling ervan
nul is,
en omdat W = O - K moet dus gelden: helling van (O - K) = 0
ofwel: helling van O - helling van K = 0
ofwel: helling van O = helling van K
ofwel: MO = MK. |
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
|
7. |
Voor een bedrijf gelden de
modellen O(q) = 800 + 120√(q
+ 10) en K(q) = 0,02q2
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Geef een formule voor de winst W als
functie van q en bepaal met je rekenmachine bij welke
productie die winst maximaal is. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken bij deze
productie de marginale winst en de marginale opbrengst en laat
zien dat die inderdaad gelijk zijn. |
|
|
|
|
|
|
|
8. |
In de figuur hiernaast
zie je de grafieken van O(q) en K(q)
Bepaal met deze figuur bij welke productie de winst maximaal is. |
|
|
|
|
9. |
Een fabrikant van
elektrische piano's
merkt dat de totale productiekosten K (in eenheden van 10000
euro) afhankelijk zijn van de geproduceerde hoeveelheid q
(in honderdtallen) volgens de formule: |
|
|
|
|
K(q) = 0,2q3 - 1,6q2
+ 4,5q. |
|
|
|
De grafiek daarvan staat
hiernaast.
Beantwoord de vragen a), b) en c) met deze grafiek. |
|
|
|
a. |
Hoe groot zijn de gemiddelde
kosten bij een productie van 300 stuks?
Is er nog een andere productiegrootte waarbij de gemiddelde kosten even
hoog zijn als bij 300 stuks? Zo ja, bij welk aantal is dat zo? |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bij welke productiegrootte
zijn de marginale kosten het kleinst? Hoe groot zijn die marginale
kosten dan? |
|
|
|
|
|
|
c. |
Bij welke productiegrootte zijn de
gemiddelde kosten per piano minimaal? |
|
|
|
|
|
|
Beantwoord de volgende vragen met
behulp van de formule. |
|
|
|
|
|
|
d. |
Bij
welke productie zijn de gemiddelde kosten per piano gelijk aan
1500? |
|
|
|
|
|
|
e. |
Als elke piano wordt verkocht voor 3000,- bij welke productie is dan de totale
winst maximaal? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10. |
Het Amerikaanse speelgoedconcern
Mattel maakt onder anderen barbiepoppen.
De prijs (p) die men in Nederland voor een
pop bij de groothandel kan vragen om een hoeveelheid (q)
te verkopen voldoet aan: p(q) = 0,004q
- 0,000005q2 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de marginale opbrengst bij
q = 300 |
|
|
|
|
|
|
b. |
Voor welke q (behalve
natuurlijk q = 0) zijn
de gemiddelde opbrengst en de marginale opbrengst aan elkaar gelijk? Geef een berekening. |
|
|
|
|
|
|
c. |
Voor welke q is
de marginale opbrengst maximaal? Geef een berekening. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11. |
Bij de invoering van de nieuwe Ipad
heeft de firma Apple uiteraard een uitgebreid marktonderzoek
gedaan.
Dat leverde op dat het aantal Ipads dat men in de eerste maand
denkt te verkopen in Nederland afhangt van de gevraagde prijs
p volgens de formule: q = 400000 - 100p
De kosten K (in euro) die men maakt bestaan uit vaste kosten
(zoals huur) en variabele kosten (zoals
transportkosten en productiekosten). De vaste kosten zijn
500000,- en de variabele kosten zijn
3800,- per Ipad. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de winst over de eerste
maand bij een verkoopprijs van 3840. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de maximaal haalbare winst
over die eerste maand. |
|
|
|
|
|
|
De maximale gemiddelde
winst per Ipad is gelijk aan 58,58,
en die wordt bereikt bij een verkoop van 7071 stuks. |
|
|
|
|
|
|
c. |
Toon dat aan. |
|
|
|
|
|
|
Koen denkt dat, als door
bezuinigingen de vaste kosten van 500000
terug kunnen worden gebracht naar 400000,
dat dan dat geldvoordeel van 100000
zal worden verspreid over alle verkochte Ipads, dus dat de
maximale gemiddelde winst zal toenemen met 100000/7071
= 14,14 per Ipad. |
|
|
|
|
|
|
d. |
Onderzoek of dat inderdaad het geval
is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12. |
Een handelaar in CASIO rekenmachines
wil graag alle rekenmachines verkopen die hij inkoopt.
Hij
ontdekt dat de prijs die hij voor zijn machines kan vragen
afhangt van hoeveel hij ervan in een week wil verkopen volgens p = 100
- 0,8q
De kosten die hij heeft bij een verkoop van q machines
zijn in een week gelijk aan K = 0,001q3 + 0,4q
+ 1000.
Als de handelaar een maximale winst nastreeft dan zal hij 56
machines per week inkopen. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat aan. |
|
|
|
|
|
|
In de
economie noemt men de productieomvang die zonder verlies tot de laagst
mogelijke prijs leidt het bedrijfsoptimum.
Als de handelaar rekenmachines wil verkopen voor een zo laag
mogelijke prijs zonder verlies te maken, dan hoeft hij alleen
nog maar naar zijn kosten te kijken. Zolang een extra in te
kopen rekenmachine minder kost dan de gemiddelde kosten bij de
huidige inkoop, kan hij een extra machine inkopen. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Leg uit waarom bij het
bedrijfsoptimum geldt dat de gemiddelde kosten gelijk
zijn aan de marginale kosten. |
|
|
|
|
|
|
c. |
Bereken het bedrijfsoptimum voor deze
handelaar. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|
|