| 1. | a. | In de linkerfiguur 
				hieronder zie je een brandpunt en een richtlijn. Schets de 
				parabool die daarbij hoort. | 
			
				|  | b. | In de rechterfiguur 
				hieronder zie je een parabool. Probeer zo nauwkeurig mogelijk 
				het brandpunt en de richtlijn daarvan te tekenen. | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | 
				 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				| 2. | Examenvraagstuk Wiskunde B, 2002. 
 In de figuur hiernaast is punt
        A een punt op de parabool p.
 De lijn r is de raaklijn aan p in het punt A.
 De lijn m is de as van p.
 Teken in deze figuur het brandpunt en de
        richtlijn van p. Licht je werkwijze toe.
 | 
				 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				| 3. | Examenvraagstuk VWO Wiskunde B, 2006. 
 Gegeven zijn een punt F en een
      lijn m.
 We bekijken alle parabolen met F als brandpunt die raken aan de lijn m. 
				In de figuur hiernaast zijn twee voorbeelden getekend.
 
 Op de lijn m wordt een
      punt R gekozen. Zie onderstaande figuur.
 Teken in deze figuur de top van de parabool
      die F als brandpunt heeft en die m  raakt in het punt R. Licht je
      werkwijze toe.
 | 
				 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | 
				 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				| 4. | Examenvraagstuk wiskunde, 2003. 
 Gegeven zijn een lijn k
        en twee punten A en B op gelijke afstand van k en aan dezelfde
        kant van k. Zie de figuur hieronder.
 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | 
				 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | We verdelen het vlak waar A, B
        en k in liggen volgens het naaste-buur principe. De grenslijnen
        van deze verdeling zijn conflictlijnen. Teken in de figuur de
        conflictlijnen. Licht je werkwijze toe.
 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				| 5. | Examenvraagstuk. Wiskunde B, 2005 
 Twee landen A en B worden gescheiden door een
      zee. De kustlijn van A is recht en loopt west-oost. De kustlijn van B
      maakt bij kaap K een hoek van 90º; een deel van de kustlijn loopt
      noord-zuid en een deel west-oost. De afstand tussen de kustlijnen die
      west-oost lopen is 40 km. Zie onderstaande figuur.
 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | 
				 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | Beide landen maken aanspraak op een deel van
      de zee. Ze vinden beide dat de strook tot 30 km uit de kust hen
      toebehoort. Voor een groot deel van de zee zijn de landen het erover eens
      van wie het is, maar een deel van de zee blijft betwist gebied. De zee zou verdeeld kunnen worden volgens het
      naaste-buur-principe.
 Teken in de figuur de hierbij behorende
      grenslijn. Licht je werkwijze toe. | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				| 6. | Examenvraagstuk VWO Wiskunde B, 2009. 
 In onderstaande figuur zijn een 
	lijn k en twee punten A en B getekend. Verder zijn getekend de 
	parabool p1 met brandpunt A en richtlijn k en de 
	parabool p2 met brandpunt B en richtlijn k. De 
	parabolen snijden elkaar in de punten D en E.
 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | 
				 | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | D en E liggen op de 
	middelloodlijn van AB. | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | a. | Bewijs dit voor punt D. | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  | b. | Wanneer we het vlak verdelen 
	tussen punt A, punt B en lijn k volgens het naaste-buurprincipe, 
	spelen onder andere de parabolen p1 en p2 
	daarbij een rol. Geef in de figuur hierboven met 
	verschillende kleuren of arceringen deze verdeling van het vlak aan.
 | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  | c. | Lijn AB snijdt lijn k in punt C. 
	De lijn m gaat door C en raakt de parabool p1 in 
	punt R. Zie de figuur hiernaast. Er geldt: m is de bissectrice van een
 hoek tussen de lijnen k en AB.
 | 
				 | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				| 7. | Hiernaast zie je de parabool y 
				= -2x2 + 4x met de raaklijn in het punt 
				Q = (2,0) aan deze parabool 
 Construeer de plaats van het brandpunt en van de richtlijn.
 | 
				 | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				| 8. | Examenvraagstuk VWO Wiskunde B, 
				2008. Een zee
      wordt begrensd door twee rechte kustlijnen: aan de ene kustlijn ligt land
      A, aan de andere land B. G is
      het gemeenschappelijke punt van de kustlijnen. In de
      zee ligt een ministaatje C dat we benaderen
      door een punt. Zie de figuur. De
      zee wordt verdeeld tussen A, B en
      C volgens het naaste-buurprincipe. |  | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | a. | Teken in de
      figuur de grenzen bij deze verdeling. Licht je tekening
      toe. | 
			
				|  |  |  |  | 
			
				|  | In de figuur hieronder is een drielandenpunt D getekend.
      Er geldt dus: DK = DL = DC. In
      deze figuur zijn de raaklijnen aan twee aanliggende stukjes grenslijn in D
      getekend. De grootte van de hoek tussen de twee raaklijnen
      noemen we b.
      De grootte van de hoek die de rechte kustlijnen met
      elkaar maken in G noemen we α. | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				| 
				 | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  | b. | Toon aan dat  
		β
      = 90º - 1/2α | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				| 9. | Examenvraagstuk VWO Wiskunde B, 
				2010. | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  | Hiernaast staat een cirkel c 
				met straal 3 cm. Bij een willekeurige rechthoek 
		met hoekpunten A, B, C en D waarvan A en D op c liggen en waarvan 
		zijde BC raakt aan c, wordt de parabool p getekend met 
		brandpunt M en richtlijn de lijn BC. Het midden van CD noemen we N.
 
 Zie 
		de figuur hiernaast.
 
 
 | 
				 | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  | Wanneer we D over c 
		bewegen, komt er een situatie waarbij N op p ligt. Zie 
				de onderste figuur hiernaast. In dat geval geldt:
				∠CMD = 90° Bewijs dit. | 
				 | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				| 10. | De raaklijn aan een 
				parabool (met brandpunt F) in punt P snijdt de richtlijn in T. 
 V is het voetpunt van P
 
 Toon aan dat de punten  P, F, T en V op een cirkel liggen.
 |  | 
				 | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				| 11. | Examenvraagstuk VWO Wiskunde B, 
				2011. | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  | Gegeven zijn twee evenwijdige lijnen k en m 
		en een punt F, niet op m, zo dat de afstand van F tot k gelijk is 
		aan de afstand van k tot m. We bekijken de cirkels die door F gaan en aan k raken. In 
		onderstaande figuur zijn enkele van deze raakcirkels getekend. In elke 
		raakcirkel is de middellijn vanuit F getekend. Elke middellijn heeft 
		behalve F nog een tweede eindpunt op de raakcirkel.
 De tekening doet vermoeden dat deze eindpunten op een parabool met 
		brandpunt F en richtlijn m liggen.
 | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  | 
				 | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  | In de figuur hiernaast is een van de raakcirkels 
		getekend met middelpunt M, middellijn FX en raakpunt R. De loodlijn 
		vanuit F op k en m snijdt k in G en m in H, 
		dus FG = GH. Lijn FR snijdt m in S. Er geldt  FR = RS | 
				 | 
			
				|  |  |  | 
			
				|  | a. | Bewijs dit. | 
			
				|  |  |  | 
			
				|  | Uit FS = 2 • FR en FX = 2 • FM en 
				∠XFS = ∠MFR volgt 
		de gelijkvormigheid van de driehoeken FXS en FMR (zhz). Met behulp van deze gelijkvormigheid kan bewezen worden dat XS loodrecht 
		op m staat.
 | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  | b. | Bewijs op deze manier dat XS loodrecht op 
		m staat. | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  | c. | Bewijs dat punt X inderdaad ligt op de 
		parabool met brandpunt F en richtlijn m. | 
			
				|  |  |  |  |  | 
			
				|  |  |  | 
			
				| © 
				h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |