|
|||||
Boek II, propositie 5. | |||||
|
|||||
Met de tekening
hiernaast is het vast wat duidelijker: "gele rechthoek + groen vierkant = rood vierkant" |
|||||
Teken het vierkant op
MB (I-46) Teken BC en verleng PF // AG tot PD (I-31) Verleng GF // AB tot GE (I-31) |
|||||
De blauwen zijn
gelijk,
(I-43) dus de rechthoeken blauw + paars zijn gelijk (tel bij beide blauwen paars op) (in letters: MBEI = DPBH) Maar blauw + paars is ook gelijk aan de gearceerde rechthoek (want M was het midden van AB) (I-36) Tel bij blauw + paars nog eens blauw op Dat geeft dat APFG = blauw + paars + blauw = MBHC - CDFI Maar CDFI is het groene vierkant. Tel bij beiden het groene vierkant op: APFG + CDFI = MBHC "gele rechthoek + groen vierkant = rood vierkant" |
|||||
De drie delen blauw + blauw + paars van het vierkant MBHC noemde Euclides samen een `gnomon`. | |||||
Algebraïsch staat hier: (x + y)(x - y) + y2 = x2 (met x = AM en y = MP) | |||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |