| 
 | |||||
| Boek III, propositie 30. | |||||
| 
 | |||||
| Neem een boog AB en 
		verbind A met B. Teken het midden M van AB (I-10) Teken een lijn door M loodrecht op AB (I-11) Snij die lijn met boog AB in punt C. AM = MB, MC = MC en de hoeken bij M zijn gelijk. Dus de driehoeken AMC en BMC zijn congruent (ZHZ) (I-4) Dus AC = BC Gelijke koorden geven gelijke bogen (III-28) dus boog AC = boog BC Dus punt C verdeelt de boog AB in twee gelijke stukken. | 
		 | ||||
| © h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) | |||||