|
|||||
Boek IV, propositie 4. | |||||
|
|||||
Teken twee
bissectrices van hoeken van de driehoek.
(I-9) Die snijden elkaar in M. Teken vanuit M loodlijnen op de zijden van de driehoek; MP, MQ en MR. (I-12) De driehoeken AMQ en AMR zijn congruent (HHZ) (I-26) Dus MR = MQ Om dezelfde reden is MQ = MP Dus MQ = MP = MR dus er is een cirkel met middelpunt M die door P, Q en R gaat. Omdat de zijden van de driehoek loodrecht op MP, MQ en MR staan raken zij die cirkel. (gevolg van (III-16)) Dus de cirkel is de ingeschreven cirkel van de driehoek. |
|
||||
Muggenzifterij: | |||||
Euclides mist het bewijs dat de derde bissectrice ook door het snijpunt van de eerste twee gaat. | |||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |