|
|||||
Boek I, propositie 35. | |||||
|
|||||
Omdat ABCD een
parallellogram is, is AB = CD Omdat ABFE een parallellogram is, is AB = EF Dus geldt ook CD = EF Dan is CE = DF (DE is gemeenschappelijk) De rode hoeken zijn gelijk (F-hoeken) (I-29) CA = DB (I-34) Driehoek ECA is congruent met driehoek DFB (ZHZ) (I-4) Trek nu DGE van beiden af, en voeg GBC aan beiden toe. Dan heb je twee gelijke parallellogrammen. |
|||||
Muggenzifterij. Euclides behandelt alleen het geval waarin AE en BD elkaar snijden, als punt D tussen C en E ligt. Als dat niet zo is, is het bewijs nog eenvoudiger want dan hoeven die gelijke driehoeken er aan het eind niet bij en af. |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |