|
|
|
Maakt het nog uit welke
je a, b of c noemt?
|
|
|
Jazeker!
Dat zie je al wel aan de formule. Die a en b die kun je vrij
met elkaar verwisselen, dat verandert niks aan de formule. Maar die c,
die is wel belangrijk. Die staat alleen en dat is de langste van de
drie.
c is de schuine zijde.
Als je niet zeker weet welke dat is: het is de langste, en hij zit
tegenover de rechte hoek.
|
|
|
c is de
zijde tegenover de rechte hoek.
a en b zijn de andere twee. |
|
|
|
Voorbeeld 1.
Bereken het vraagteken in de figuur hiernaast
Oplossing:
x2 = 42 + 52 = 16 + 25 = 41
Dus x = √41 |
|
|
|
Voorbeeld 2.
Bereken het vraagteken in de figuur hiernaast.
Oplossing:
82 = 62 + x2
64 = 36 + x2
x2 = 28
Dus x = √28. |
|
|
|
|
|
|
|
1. |
De Pythagoras-aanhangers
vertaalden alles het liefst naar meetkundige figuren en de
oppervlaktes daarvan in plaats van
getallen.
Daarom vertaalden zij de formule a2 + b2
= c2 ook in termen van oppervlaktes.
Een Pythagoreeër zou zich niet druk maken om letters, maar hij
zou van de figuur hiernaast simpelweg beweren:
Leg duidelijk uit waarom deze bewering in feite dezelfde is als de
stelling van Pythagoras a2 + b2
= c2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Leuk Voorbeeldje!!
Iemand spant een touw over een voetbalveld. Het veld is 100 meter lang
en het touw loopt van de ene doelpaal strak over de grond naar de
doelpaal aan dezelfde kant van de tegenoverliggende goal. Het touw is
dus 100 meter lang. Vervolgens knipt hij op de middellijn het touw door
en knoopt er een meter extra touw tussen.
Daardoor is het touw net iets te groot en kan hij het bij de middellijn
een stukje van de grond optillen.
Hoe ver?
|
a. er kan een knikker onderdoor rollen.
b. er kan een krat bier onderdoor schuiven.
c. er kan een tafel onderdoor schuiven.
d. er kan een mens rechtop onderdoor lopen.
e. er kan een vrachtauto onderdoor rijden. |
|
|
Maak eerst een schatting!
Het halve touw was eerst 50 meter lang, en is nu 50,5 meter lang
geworden. Als je het zo ver mogelijk optilt krijg je met dat halve touw
een rechthoekige driehoek met een schuine zijde van 50,5 en een
rechthoekszijde van 50.
Dan geldt dus: 50,52 = 502 + b2
ofwel b2 = 50,52 - 502
= 50,25.
Dus b = √50,25
≈
7,1 meter!
Kortom: antwoord e) is het juiste. |
|
|
2. |
Bereken het vraagteken in de volgende
driehoeken. Rond je antwoord af op twee decimalen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A: 9,43; B: 6,00
C: 12,65; D: 54,15 |
|
3. |
Bereken het vraagteken in de volgende
driehoeken. Rond je antwoord af op twee decimalen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
De driehoek met zijden 5 - 5 - 6 heeft dezelfde
oppervlakte als een driehoek met zijden 5 - 5 - 8.
Bewijs dat! |
|
|
|
|
5. |
In
gelijkzijdige driehoek ABC met zijden 8 is E het midden van hoogtelijn
CD.
Bereken de lengte van AE. |
|
|
|
|
|
6. |
Beginnend
met een rechthoekige driehoek met twee rechthoekszijden van 1 tekent men
een serie driehoeken.
Elke volgende driehoek neemt de schuine zijde van de vorige als
rechthoekszijde en neemt een tweede rechthoekszijde van 1.
Bereken de oppervlakte van 8e driehoek in deze serie
(de oorspronkelijke telt als de eerste) |
|
|
|
|
|
7. |
Bereken
de oppervlakte van de figuur hiernaast |
|
|
|
|
|
|
|
8. |
Olympiadevraagstuk.
Bereken de oppervlakte van de figuur hiernaast. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9. |
Een ladder staat schuin tegen een
verticale muur.
De top van de ladder raakt de muur op 7 meter boven de grond.
Als de voet van de ladder één meter verder van de muur af wordt
gezet dan ligt de ladder plat op de grond.
Hoe lang is de ladder? |
|
|
|
|
|
|
|
|
10. |
Peter loopt over een rechte
weg. Ergens schuin rechts van hem staat een hoogspanningsmast, precies 130
meter van hem verwijderd.
Hij loopt 100 meter verder, en dan is de hoogspanningsmast wéér
precies 130 meter van hem verwijderd.
Hij loopt nog eens 110 meter verder.
Hoe ver is die mast nu van hem verwijderd? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (hhofstede@hogeland.nl) |
|
|
|