|
|||||
De stelling van
Pythagoras is natuurlijk nog wel uit de onderbouw bekend. (zo niet, dan
moet je eerst dit
doornemen) In deze les zullen we wat interessantere (lees: "moeilijkere") toepassingen van deze stelling bekijken. |
|||||
1. Onbekenden . | |||||
Soms ken je niet eens twee zijden van een rechthoekige driehoek, maar kun je toch Pythagoras toepassen als je één of ander extra gegeven weet te vinden. Dat klinkt waarschijnlijk nogal vaag, maar de volgende voorbeelden zullen wel duidelijk zijn. Het gaat er steeds om dat je iets eerst "x" noemt, en dan de lengte van de onbekende zijden met de letter x gaat opschrijven. | |||||
Voorbeeld 1. Je
geo-driehoek is symmetrisch en heeft een schuine zijde van 15 cm.
Bereken met Pythagoras de lengte van de andere twee zijden. |
|
||||
Voorbeeld 2.
Een Mercedes begint vanaf een bepaal punt naar het oosten te rijden. |
|
||||
2. Pythagoras bij cirkels. | |||||
WÁÁÁÁÁT? Bij Cirkels??? Dat zijn toch die ronde dingen??? Daar is geen rechte hoek aan te bekennen!!!! Zal wel een vergissing zijn...... Maar toch is dat niet zo. Bij cirkels zijn juist opvallend véél rechte hoeken te vinden. Als je maar goed zoekt! |
|||||
Dat zit hem in de drie plaatjes hieronder. | |||||
Plaatje 1. In dit plaatje zie je een lijn getekend die "tegen een cirkel aanligt". Zo'n lijn heet een raaklijn. Nou is het zo dat de raaklijn in punt P van de cirkel altijd een rechte hoek maakt met de lijn vanaf P naar het middelpunt. |
|
||||
Plaatje 2. Als je een driehoek maakt met een middellijn van de cirkel en verder een willekeurig punt P op de cirkel, dan is de hoek bij dat punt P altijd 90º. Dit is de beroemde "Stelling van Thales". Denk er goed om dat het alleen geldt voor een middellijn van de cirkel!!! (Het bewijs van deze stelling is nogal lastig en krijg je misschien later nog wel eens als we het gaan hebben over "bewijzen") |
|
||||
Plaatje 3. Als je twee willekeurige punten P en Q op een cirkel kiest, dan zijn de afstanden MQ en MQ gelijk (namelijk beiden de straal van de cirkel). Dat betekent dat driehoek MPQ gelijkbenig is, dus een lijn van M naar het midden van PQ staat loodrecht op PQ. Dat geeft twee rechthoekige driehoeken en dus Pythagoras. |
|
||||
Deze drie eigenschappen maken het mogelijk bij cirkels heel vaak driehoeken te tekenen met een rechte hoek, en daar dan Pythagoras op los te laten. Kijk maar: | |||||
Voorbeeld 3. Twee cirkels hebben hetzelfde middelpunt en de afstand tussen beide cirkels is 1 cm. Een lijn tussen de punten P en Q van de buitenste cirkel raakt de binnenste. Bereken de straal van de cirkels. De lijn MR van M naar het raakpunt
staat loodrecht op PQ immers het is de hoogtelijn van de gelijkbenige
driehoek MPQ. |
|
||||
Voorbeeld 4.
Twee cirkels gaan door elkaars middelpunt. Toon aan dat driehoek PQR
hiernaast dan gelijkzijdig is. |
|
||||
OPGAVEN | |||||