|
|
Steekproeven. |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|
|
Als je uitspraken
over de werkelijkheid wilt doen, dan zul je moeten onderzoeken hoe die
werkelijkheid er uitziet.
Om absoluut zeker van je zaak te zijn zou je natuurlijk gewoon alles
moeten onderzoeken, maar in praktijk is dat vaak niet haalbaar.
Stel bijvoorbeeld dat je "Maurice" heet en graag wilt weten hoeveel
mensen in Nederland op de VVD zullen gaan stemmen. Dan kun je moeilijk
heel Nederland gaan enquêteren. Dat zou iets teveel werk zijn. |
|
Je zult je tevreden
moeten stellen met een kleine selectie die je kunt onderzoeken en dan
moet je maar hopen dat de eigenschappen van die selectie (wel of niet
VVD) een beetje kloppen met heel Nederland. |
Eerst maar wat termen. |
Een tweede reden kan natuurlijk
ook zijn dat het te duur zou zijn om de hele populatie te bekijken.
Bijvoorbeeld als je van de bevolking van een klein dorpje wilt weten
hoeveel mensen drager van een bepaalde ziekte zijn zou het best eens te
duur kunnen zijn om alle mensen aan een medisch onderzoek te
onderwerpen. En een derde reden zou kunnen zijn dat je onderzoek
destructief is. Dat betekent dat de elementen uit je
steekproef verloren gaan. Als je bijvoorbeeld per se wilt weten hoeveel
jaarringen de bomen in een bos gemiddeld hebben kun je moeilijk het hele
bos omzagen....
|
Populatie |
= |
alles wat je zou
kunnen onderzoeken.
In het voorbeeld van Maurice is de populatie niet heel
Nederland, maar alleen de mensen in Nederland die mogen stemmen. |
Steekproef |
= |
het deel van de
populatie dat je werkelijk gaat onderzoeken. |
Aselect |
= |
Een steekproef is
aselect als elk element van de populatie een even grote kans heeft om in
de steekproef te komen. |
Representatief |
= |
Een steekproef is
representatief als de onderzochte eigenschappen kloppen met de hele
populatie.
Maar ja, dat weet je natuurlijk nooit zeker; je weet
immers nog niet hoe die eigenschappen in de populatie verdeeld zijn. Als
je dat wél zou weten is de steekproef nogal overbodig.... |
|
|
|
|
|
Voorbeelden van fouten. |
|
|
|
|
Hier zie je een paar
voorbeelden van steekproeven waarbij fouten gemaakt zijn. Ofwel
steekproeven die niet representatief zijn.
Flauw voorbeeld 1.
In een enquête wordt de vraag gesteld: "Vult U graag enquêtes in?"
Ik zal je niet beledigen door uit te leggen waarom dat een nogal domme
vraag is......
Je kunt bijna net zo goed mensen een enquête per E-mail sturen en vragen
"Heeft U een computer...?"
Flauw voorbeeld 2.
Een leerling van de middelbare school wil voor zijn profielwerkstuk
onderzoeken hoeveel er gerookt wordt door medeleerlingen. Hij gaat
daarom aan het begin van de pauze buiten staan en vraagt aan de eerste
10 leerlingen die naar buiten komen of ze roken of niet.
Ik hoop dat je het logisch vindt dat het aantal rokers in de steekproef
veel groter is dan in de populatie....
Subtiel voorbeeld 3.
Een busmaatschappij wil graag weten hoe vol de bussen zitten. Men laat
daarom een student op een busstation rondlopen en aan zoveel mogelijk
mensen vragen: "Met hoeveel mensen zat U in de bus?"
Zie je dat het aantal mensen in een bus op deze manier veel te groot
wordt?
Stel bijvoorbeeld dat er 25 ritten zijn, met bezetting 1,2,3,4,...,24,25.
Dan is de gemiddelde bezetting natuurlijk gelijk aan 13
mensen per bus.
Maar wat zeggen de passagiers die we ondervragen? Als de enquête
perfect is, en we ondervragen ALLE mensen, dan krijgen we deze
antwoorden: |
|
|
|
|
1 zegt 1
2 zeggen 2
3 zeggen 3
4 zeggen 4
...
...
...
25 zeggen 25 |
|
|
|
|
|
Het gemiddelde van al deze getallen is:
(1 • 1 +
2 • 2 + 3 • 3 + ....) / (1 + 2 + ... + 25) = 17.
FOUT DUS!!!
Het zit hem er natuurlijk in, dat er veel meer mensen zeggen dat de
bussen vol zijn, omdat er nou eenmaal meer mensen in een volle bus
zitten!
Gewoon voorbeeld 4.
Bij elke steekproef is ook de zogenaamde non-respons van
groot belang. Dat is het aantal gevraagde mensen dat de steekproef niet
invult. Dat wel of niet invullen kan behoorlijk afhankelijk zijn van wat
mensen vinden. Als je bijvoorbeeld een onderzoek houdt over de
klanttevredenheid van de mensen dan is de kans groot dat vooral
ontevreden klanten de enquête invullen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Soorten Steekproeven.
1. Gelote Steekproef.
Dat is een steekproef waarbij één voor één al degenen uit de populatie
die in de steekproef komen worden geloot. Je zou een grote vaas kunnen
maken met daarin van iedereen uit de populatie een briefje met de naam
erop en er dan willekeurig een aantal briefjes uithalen.
Dat kan trouwens handig met je Grafische Rekenmachine. Stel dat je uit
een populatie van 250 mensen een steekproef van 12 mensen wilt maken.
Als je iedereen in de populatie dan een nummer geeft dan kun je met
MATH - PRB - RANDINT(1, 250) een willekeurig nummer tussen 1 en 250
kiezen. En daarna nog een keer en dan nog een keer.....in totaal 12
keer. Alleen moet je dan opletten dat je niet een persoon twee
keer kiest.
Dat laatste probleem kun je voorkomen door een systematische
steekproef te houden. Dat gaat zo: kies één willekeurig getal
tussen 1 en 250. Kies daarna de andere 11 getallen door een vast aantal
nummers omhoog of omlaag te gaan. Omdat 250/12
= 20,8 kun je 20 nummers omhoog of omlaag gaan.
Als je eerste nummer bijvoorbeeld gelijk is aan 184 dan
levert dat de volgende nummers op:
4 - 14 - 24 - 44 - 64 - 84 - 104 - 124 - 144 - 164 -
184 - 204 - 224 - 244
Op deze manier is de steekproef nog steeds aselect want elk nummer heeft
(vooraf) een even grote kans om voor te komen.
2. Gelaagde
Steekproef.
Soms is een bepaalde eigenschap in de populatie zó belangrijk dat je
zeker wilt weten dat de aantallen in je steekproef daarvoor zeker
kloppen met de werkelijkheid.
Als je weet hoe die eigenschap in de populatie is verdeeld kun je daar
makkelijk rekening mee houden. Als je dat doet dan heet dat een
gelaagde steekproef (ook wel een gestratificeerde
steekproef).
Stel bijvoorbeeld dat je weet dat in de populatie 34% uit vrouwen
bestaat en 66% uit mannen.
Als je dan een steekproef van 80 mensen wilt houden reken je vooraf uit
hoeveel 35% en 65% daarvan is. Dat is natuurlijk 0,34
• 80 = 27,2 ≈
27 vrouwen en 0,66 • 80 = 52,8 ≈
53 mannen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
verdelingen veranderen |
|
|
schaalverdelingen |
|
|
|
|
|
1. |
Op het Noorder College wil men weten hoe het met
de vrijetijdsbesteding van de leerlingen gesteld is. In de
volgende tabel zie je de leerlingenaantallen. |
|
|
|
|
|
|
|
jongens |
meisjes |
onderbouw
bovenbouw |
560
750 |
640
470 |
|
|
|
|
|
|
|
Men besluit tot een gelaagde steekproef van 40
leerlingen, zowel wat geslacht betreft als wat
onderbouw/bovenbouw betreft. Hoe moet deze steekproef worden
samengesteld? |
|
|
|
|
|
2. |
Een trainer heeft van zijn spelers van het
eerste elftal bijgehouden hoeveel gele kaarten iedereen in de
competitie heeft gekregen. Dat gaf de volgende tabel: |
|
|
|
|
|
|
aantal gele kaarten |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
aantal spelers |
1 |
2 |
2 |
5 |
3 |
3 |
4 |
6 |
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Wat was het gemiddeld aantal gele kaarten per
speler? |
|
|
|
|
|
|
De leraar wil graag een enquête
houden om uit te zoeken wat zijn spelers van de arbitrage
vonden. Hij nummert daarom zijn spelers van 1 tm 26 volgens de
tabel hierboven, dus van 0 kaarten (nr. 1) naar 7 kaarten (nr.
26). Hij kiest met zijn GR een willekeurig getal van 0 tm 26, en
maakt daarmee een systematische steekproef van 6 spelers |
|
|
|
|
|
|
b. |
Welke spelernummers zitten in zijn
steekproef als hij als willekeurig getal 8 krijgt? |
|
|
|
|
|
3. |
Welke fouten zijn volgens jou
gemaakt bij het opstellen van de volgende steekproeven? |
|
|
|
|
|
|
a. |
De manager van Albert Hein wil graag
weten hoe lang de rijen voor de kassa gemiddeld zijn. Hij houdt
daarom een enquête bij de uitgang en vraagt alle klanten hoe
lang ze in de rij stonden. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bij een onderzoek naar overgewicht
bij kleuters wordt van alle kindertjes in een speeltuin het
gewicht en de lengte gemeten. |
|
|
|
|
|
|
c. |
Om de mate van inburgering te meten
stuurt de gemeente alle buitenlandse gezinnen in de stad een
schriftelijke enquête. |
|
|
|
|
|
|
d. |
Pathé heeft een complex van 10
filmzalen. Bij de uitgang vraagt men alle bezoekers om een
enquête in te vullen waarin men een rapportcijfer aan de
bezochte film mag geven. |
|
|
|
|
|
4. |
Toen men in de vorige eeuw veel
interesse kreeg voor de gemiddelde temperatuur op aarde, werden
er zo'n 6000 meetstations, verspreid over de aarde, in stand
gehouden om metingen te leveren.
Maar de laatste jaren zijn meer en meer stations afgebroken,
gewoon omdat het te duur werd die stations te onderhouden. In
2010 waren er nog maar 1500 meetstations over.De duurste
stations heeft men het eerst afgebroken en die stonden
natuurlijk vooral in onherbergzame gebieden.
Leg uit dat dit voor een deel een verklaring zou kunnen zijn
voor de opwarming van de aarde die de laatste tijd is gemeten. |
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |