|
|||||
Boek II, propositie 8. | |||||
|
|||||
In de figuur
hiernaast: 4 • geel + rood = totaal
|
|
||||
Teken a2
op het verlengde van het lijnstuk a
(I-3) Teken het hele vierkant (I-46) Teken de andere lijnen hiernaast (I-31) Alle afmetingen a2 volgen uit (I-34) (tegenoverliggende zijden van een parallellogram zijn gelijk). de blauwen zijn gelijk en de groene ook (I-36) maar omdat alle zijden a2 zijn, zijn de blauwen en de groenen ook gelijk aan elkaar: alle vier de blauw-groene vierkantjes zijn even groot. Maar ook de vier paarse rechthoeken zijn even groot. Het hele paars-groen-blauwe deel (weer een gnomon) is dus viermaal het gele deel hierboven (blauw + paars) Tel bij beiden het rode vierkant op: 4 • geel + rood = gnomon + rood = totaal |
|
||||
Algebraïsch: 4ab + (a - b)2 = (a + b)2 (hierboven is dan a = a1 + a2 en b = a2) | |||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |