|
||||||
Boek III, propositie 37. | ||||||
|
||||||
Teken de raaklijn PD
aan de cirkel, (III-17) dan staat MD daar loodrecht op (III-18) PD raakt de cirkel en PB snijdt de cirkel, dus PB • PA = PD2 (III-36) Dus als geldt PB • PA = PC2 (gegeven) dan is PC2 = PD2 Dus PC = PD MD = MC (straal cirkel) De driehoeken MCP en MDP zijn congruent (ZZZ) (I-8) Dus de hoek PCM is ook 90º. Dan raakt PC de cirkel (gevolg van (III-16)). |
|
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |