|
|
OPGAVEN |
|
|
1. |
Gegeven is de parameterkromme K
door: x(t) = cos(3t) en y(t)
= sin(t - 1/2p)
Bereken de grootte van de baansnelheid in de oorsprong |
|
|
2. |
Gegeven is de parameterkromme K
door: x(t) = 4sint cost en
y(t) = 2sin(t - 1/6p)
Geef de vergelijking van de raaklijn aan de grafiek van K in het punt
waarvoor t = 1/2p |
|
|

|
|
|
OPLOSSING |
|
|
1. |
cos 3t =
0 Þ 3t = 1/2p
(mod 2p) V 3t = 11/2p
(mod 2p)
Þ t = 1/6p
(mod 2/3p)
V t = 1/2p
(mod 2/3p)
tussen 0 en 2p geeft dat de oplossingen t
= 1/6p,
1/2p,
5/6p,
11/6p,
11/2p,
15/6p
Bij t = 1/2p
en t = 11/2p
is de y ook nul. Dus bij de oorsprong hoort t = 1/2p
en t = 11/2p
Laten we de snelheid voor t = 1/2p
berekenen:
x'(t) = -3 • sin3t dus vx = -3
• sin (3 • 1/2p)
= -3 • -1 = 3
y'(t) = cos(t - 1/2p)
dus vy = cos(1/2p
- 1/2p)
= 1
Dus v = Ö(vx2
+ vy2 ) = Ö(32
+ 12 ) = Ö10 |
|
|
2. |
Bij t = 1/2p
hoort het punt (0, Ö3)
met de productregel: x' = 4sint • -sint
+ 4cost cost dus x'(1/2p)
= -4
y'= 2cos(t - 1/6p)
dus y'(1/2p)
= 1
De helling van de kromme (en dus ook van de raaklijn) is dan y'/
x' = -1/4
De raaklijn heeft vergelijking y = -1/4x
+ b
De lijn moet door (0,Ö3)
gaan dus wordt de vergelijking
y = -1/4x + Ö3 |
|
|
 |