|
Domein
B; Veranderingen |
|
|
|
toenemende/afnemende
stijging/daling kunnen bepalen. |
|
toenamediagrammen tekenen en er
conclusies uit trekken. |
|
|
werken met Dy
en Dx en
differentiequotiënten, begrijpen wat het voorstelt. |
|
de helling van een grafiek in een bepaald
punt benaderen met een differentiequotiënt. |
|
|
Domein C;
Tellen en Kansen |
|
|
|
boomdiagrammen en roosterdiagrammen
tekenen en gebruiken bij telproblemen. |
|
|
het aantal routes in een rooster tellen. |
|
permutaties nPr gebruiken. |
|
|
combinaties nCr gebruiken. |
|
het verband tussen kansen en relatieve
frequenties begrijpen. |
|
kansbomen tekenen en gebruiken. |
|
kanshistogrammen tekenen en gebruiken. |
|
verwachtingswaarde berekenen. |
|
|
Domein D;
Ruimtemeetkunde 1 |
|
|
|
aanzichten tekenen en interpreteren. |
|
uitslagen tekenen en interpreteren. |
|
doorsneden met een figuur ruimtelijk
tekenen, en op ware grootte. |
|
uit een serie parallelle doorsneden een
conclusie trekken over de vorm en de inhoud van een lichaam. |
|
oppervlakte van driehoek, parallellogram
en cirkel en van combinaties van deze figuren. |
|
oppervlakte en inhoud van bol,
cilinder en kegel. |
|
inhoud van prisma en piramide. |
|
effect van schaalvergroting op inhoud en
oppervlakte; factoren k, k2 ,
en k3. |
|
|
Domein E;
Toegepaste Analyse 1 |
|
|
|
domein en bereik. |
|
asymptoten. |
|
exponentieel verband
opstellen en gebruiken. |
|
Zes basistransformaties op grafieken
kunnen toepassen en het verband tussen formule en
grafiek begrijpen.
• verschuiven in de x-richting
• vermenigvuldigen tov de x-as
• spiegelen in de x-as
• verschuiven in de y-richting
• vermenigvuldigen tov de y-as
• spiegelen in de y-as |
|
algebra; rekenen met formules,
balansmethode. |
|
vergelijkingen xn = p
oplossen. |
|
vergelijkingen glog x
= p en gx = p
oplossen. |
|
logaritmen veranderen van grondtal g
naar grondtal 10. |
|
ax + by = c tekenen. |
|
een stelsel van twee vergelijkingen met
twee onbekenden oplossen. |
|
een kwadratische vergelijking oplossen; de
ABC-formule. |
|
vergelijkingen met wortels
oplossen. |
|
ongelijkheden oplossen. |
|
grafische rekenmachine gebruiken; plotten,
intersect, maximum, minimum, tabel. |
|
afgeleide functie gebruiken om extremen te
vinden, optimaliseren |
|
verschillende notaties voor de afgeleide
functie kennen. |
|
grafieken van sinx en cosx kennen. |
|
graden en radialen in elkaar omrekenen. |
|
begrippen schommeling en trend kunnen
herkennen en gebruiken. |
|
grafieken van asinb(x
+ c ) + d en dezelfde voor cosinus kennen. |
|
vergelijkingen met sinus en cosinus
oplossen en de periode gebruiken. |
|
begrippen amplitude, evenwichtsstand,
faseverschil, periode en frequentie kennen. |
|
|
Domein G;
Ruimtemeetkunde 2 |
|
|
|
Pythagoras. |
|
lengtes berekenen door gelijkvormigheid. |
|
doorsneden tekenen. |
|
ligging van twee lijnen; snijden, kruisen
of evenwijdig? |
|
ligging van een lijn en een vlak; snijden,
evenwijdig of erin liggend. Snijpunt construeren. |
|
ligging van twee vlakken; snijdend of
evenwijdig? Snijlijn tekenen. |
|
ruimtecoördinaten gebruiken;
ruimtelijk Pythagoras. |
|
SOS-CAS-TOA. |
|
cosinusregel gebruiken. |
|
afstand bepalen voor punt-vlak,
vlak-vlak, lijn-vlak. |
|
afstand bepalen voor punt-lijn
en lijn-lijn (evenwijdig). |
|
hoek bepalen tussen twee
lijnen. |
|
hoek bepalen tussen een lijn
en een vlak. |
|
hoek bepalen tussen twee
vlakken. |
|
|
Domein H;
Toegepaste Analyse 2 |
|
|
|
differentiëren van machtsfuncties en
combinaties daarvan. |
|
differentiëren van
wortelfuncties |
|
kettingregel. |
|
productregel. |
|
ex en lnx kennen
en gebruiken, met afgeleiden van exponentiële en
logaritmische functies. |
|
rekenen met exponenten; ga
• gb en (ga)b. |
|
rekenen met logaritmen: gloga
+ glogb en p•
gloga. |