Dit
soort bewijzen vormen een klasse apart.
Het pigeon-hole-principle (Nederlands:
"laadjes-principe")
is zeer eenvoudig,
maar je kunt er verrassende dingen mee bewijzen.
Het principe zegt het volgende:
"Als
een aantal duiven in gaten in een duiventil moeten,
en er zijn meer duiven dan gaten,
dan moeten er in minstens één gat twee duiven."
Klinkt eenvoudig niet?
Bij een bewijs is het alleen de kunst de 'duiven' en de 'gaten' goed te
kiezen. Voorbeeld is de volgende stelling:
Er wonen
in Nederland op elk moment minstens twee mensen
die precies even zwaar (in hele kg),
én even lang (in hele cm) én even oud (in hele jaren) zijn.
Het bewijs: laten
we voor het gemak zeggen dat de gewichten van de mensen variëren tussen
de 0 en 300 kg, dat hun lengte varieert van 0 tot 250 cm en hun leeftijd
van 0 tot 120 jaar. Dan zijn er voor de combinatie van de drie
300•250•120 = 9 miljoen mogelijkheden. Maar het aantal mensen in
Nederland is groter dan 9 miljoen!
Dus er zijn 9 miljoen 'gaten' (= combinaties lengte-gewicht-leeftijd) en
meer dan 9 miljoen 'duiven' (= mensen). Het principe zegt dus dat er
minstens twee mensen zijn die dezelfde combinatie hebben (= in hetzelfde
gat moeten).
Deze was eenvoudig, maar de volgenden zijn lastiger:
In
een gelijkzijdige driehoek met zijden van 15 zijn 111 punten
getekend.
Dan kun je altijd met een munt met diameter √3
minstens drie van zulke punten bedekken.